Geschiedenis

Verbraender, verberrende, moulin brûlé

Al in 1479 is er sprake van een verbraender molen, deze benaming komt ook nog voor in het Quoteboek van 1666. Pas in 1737 is er in het metingsboek geen sprake meer van een verbrande molen. In 1534 spreekt men van 'le moulin brûlé'.


Van Hauwermeirsmolen werd vermeld op een kaart van de Gentse landmeter Horenbault uit 1596, samen met de Maelbroekmolen.

We vinden de watermolen ook in het metingboek van Massemen (een kadastraal register) uit 1666. Hierin wordt vermeld dat er een molen te Maelbroek gelegen is, wat zeer waarschijnlijk de huidige Maalbroekmolen in de Molenbeekweg is.
Er stond een "verberrende (verbrand) muele" aan de Molenbeek, tegen de stenen brugge aan de weg Massemen Plaatse-Oordegem. Wellicht slaat deze vermelding op de Van Hauwermeirsmolen in de Watermolenstraat.

In 1693 worden beide molens nogmaals vermeld. 

In 1690 stierf Jan De Mesel. Hij baatte de coorenwatermeulen uit bij de kercke. Hij overleed in zijne behuysde hofstede ghestaen binnen Massemen aen de meulen, ghenaempt de V(er)berrende meulen. Het stampkot met alle sijne toebehoren soo stampers, het draeyende werck in den coorenmeulen en al het hout dat Jan nodig had om de molen te onderhouden, werden in rekening gebracht. Zo had hij een eicken boom die diende om de waterasse te vervangen. Hij pachtte de molen en bijhorende gronden van sijne Ex. den prince’.

De korenwatermolen bij de kerk, moet Van Hauwermeirsmolen zijn. Deze molen ligt immers 300 m van de kerk vandaan. Dankzij dit fragment weten we nu ook dat het stampkot al in 1690 bestond.

Wat is er destijds gebeurd?

We durven niet luidop te denken dat de duivel er iets mee te maken had. Heeft de molenaar destijds zijn ziel verkocht in ruil voor gouden meel? Verbrak hij zijn belofte en likte de duivel met zijn naar pek en solfer ruikende vuuradem aan het houten waterrad? Legde hij met zijn alles vernielende hitte de Molenbeek droog zodat de molenaar de brand niet kon blussen?

 Wellicht is er een andere maar triestige verklaring.

De meeste watermolens waren in de 15de eeuw in hout opgetrokken. Een ‘spontane’ brand was dus altijd mogelijk, zeker wanneer het een oliemolen betrof.

Vanaf het ogenblik dat de mens gebruik maakt van het vuur om zich te verwarmen, zijn voedsel te bereiden of metalen te smelten om daaruit gebruiksvoorwerpen te maken, moest hij datzelfde natuurelement onder controle houden. Toch werden door onachtzaamheid of onzorgvuldigheid in de steden hele wijken in de as gelegd. Reeds vroeg nam het Gentse stadsmagistraat preventieve maatregelen ter voorkoming van brand en de uitbreiding ervan, waardoor de stad van reusachtige brandrampen gespaard bleef. Eén van de eerste maatregelen die genomen werden was de verplichting om bij het bouwen van rijwoningen een tussenruimte te laten van minstens 55 cm waardoor men poogde het overslaan van de brand van het ene huis naar een naburig te voorkomen. Het verbod om gebouwen met stro te bedekken dateert uit 1374 met als gevolg dat de nering van de strodekkers in 1378 afgeschaft werd. (David Maes, ‘Toen de rode haan ook te Gent kraaide’)

 Waarom wordt deze benaming 200 jaar bewaard? Werd de molen dan niet herbouwd?

Volgens Walter Van den Branden (Mola, Provincie Oost-Vlaanderen) is het geen uitzondering dat de naam ‘Verbrande Molen’ door de eeuwen heen wordt verder gedragen,.

Meest gekend is de ‘Moulin Brulé’ te Sint-Lambrechts-Woluwe. Deze staakmolen is van oorsprong uit Espléchin (‘Moulin de Bois’)  en werd in 1935 overgebracht en heropgebouwd in Arc-Ainières op een plaats waar lang daarvoor een windmolen had gedraaid die de naam ‘Moulin Brulé’ had. De opvolger “Moulin de Bois” kreeg daar de naam ‘Moulin Brulé’. In 1962 belandde deze staakmolen via een schenking in Sint-Lambrechts-Woluwe, waar hij zijn naam ‘Moulin Brûlé’ bleef behouden, met toevoeging van “Verbrande Molen”.


Beschermd als monument
De watermolen met het molengebouw, de sluis en voormalige oliemolen en waterraderen, de kollergang en fabrieksschoorsteen van de voormalige industriële olieslagerij werden beschermd als monument en de onmiddellijke omgeving van de watermolen als dorpsgezicht, bij MB van 17.02.1994. 


De Heren van Massemen
Op het einde van het Oostenrijks tijdvak (1750) krijgt de familie d'Arenberg te Massemen meer en meer gezag. Een zoon van Pierre d'Arenberg huwt met een "de Merode''. Meteen is dit de laatste familie die de naam Heren van Massemen verdient.
Tal van generaties de Merode hebben bezittingen in Massemen sinds het huwelijk van August d'Arenberg met een lid van deze familie. Deze worden tenslotte door huwelijk verbonden met de prinsen de Lancelotti.
De graanmolen en het stampkot blijven eigendom van de d'Arenbergs en van de Merodes.
Hier lees je meer info over de eigenaars van weleer van deze watermolen.
                          

De familie Van Hauwermeir
In 1812 tekent Pieter Livinus Limpens als afgaande pachter een prijzij voor de draaiende werken van de graan- en oliemolen en krijgt daarvoor van Joannes Van Hauwermeir 2125 gulden.


Dit oude document brengt de eerste Van Hauwermeir ten tonele.
De prijzijakte bevat onschatbare details over de inrichting van watermolen en stampkot.
De complete inboedel wordt er beschreven en de waardebepaling wordt uitgedrukt in guldens. 

Zo waren er "twee loopers met den ligger, oliebakken, twee olie immers met een kopere kanne, een pompe met dry tragters ..., den witten loopenden steen breed 5 vouten alf is dit bevonden tot twaelf en een guart geprezen a twintig gulden den duym..."  
Dat de oliemolen waarschijnlijk het belangrijkste bedrijf was blijkt uit "den kleynen molen", waarmee men de graanmolen omschrijft.

In 1948 wordt de molen verkocht aan de familie Van Hauwermeir, maar reeds in het begin van de 19° eeuw is een Van Hauwermeir molenaar op deze molen.

De olieslagerij

Op 28 oktober 1893 doet August Van Hauwermeir bij in Massemen een aanvraag voor het plaatsen van een stoomketel op zijn watermolen. De machine wordt geleverd door de Ateliers Mahy & frères van Wondelgem.
Wat ooit een uniek samengaan was van olie- en graanmolen, aan weerszijden van de beek, elk met een eigen rad, wordt in 1909 verstoord door een imposante aanbouw van een "moderne olieslagerij" met aanpalende schoorsteen en hangaar. 
Het bedrijf produceerde olie uit lijnzaad, koolzaad, arachidenoten, mais en sojabonen. Een ploegenstelsel stelde ruim 14 mensen te werk.

Naast de stoomketel en stoommachine van 75 pk, stond er ook een dieselmotor, "twee koppels pletterstenen met toebehoren, ontzuringsmachines, Archimedesschroeven en allen verdere alaam om een lijnkoekmaalderij uit te baten. 
Briefwisseling en offertes uit de jaren vijftig bewijzen dat de firma zich wil moderniseren, maar daar omwille van gebrek aan opvolging in de familie niet meer toe komt.

Deze weldoende bedrijvigheid voor de Massemense dorpsgemeenschap, kende in de zestiger jaren een zachte dood en verviel tot het op flessen trekken van aangevoerde huishoudolie.
Menig Massemenaar heeft een familielid gekend die in de fabriek werkte.

Pas op 10 mei 1948 koopt Albert Van Hauwermeir voor 50.000 frank een gebouw met grond van  Gravin  Maria-Nathalia de Mérode, en haar echtgenoot Luigi-Philippus Lancelotti.
Het betreft de watermolen, het reeds tot puin vervallen stampkot en het achterliggende land op de linkeroever van de Molenbeek.
 

Dé Stroate van Massemen, of de Watermolenstraat, vroeger en nu.

Dé stroate zei men hier, want zowat 60 jaar geleden was dit de belangrijkste straat van Massemen. Als je in dé stroate woonde, wist iedereen over welke straat je het had.


de processie

Oud of nieuw, koesteren of vernieuwen: het is een gedurfde keuze, een kwestie van  waarderen van wat goed was, maar ook van loslaten en open staan voor verjonging. 

Dat is nu net wat er aan de hand is met de Watermolenstraat in Massemen.

Met de 400 jaar oude linde en de St-Martinuskerk  in je rug loop je vandaag langs goed bewaarde oudere en heel wat vernieuwde  huizen, over een puik heraangelegde straat naar de kapel, de watermolen en op het diepste punt vind je de Molenbeek.  


De straat telde vroeger maar liefst 5 café’s. Tal van handelaars zoals corsetmakers, kleermakers, een smid en enkele beenhouwers verdienden er hun brood. Er was een brouwerij, een limonadefabriek, een watermolen en een olieslagerij. Ieder huis draagt er zijn geschiedenis.

 

Bekijk 'de stroate', een film met leuke anekdotes, vaderlandse geschiedenis en allerlei weetjes, met unieke geluidsfragmenten met vroegere bewoners, ex-werknemers van de olieslagerij van de Van Hauwermeirsmolen  en mooie sfeerbeelden van toen.

Het thema van de tentoonstelling op de Vlaamse Molendag van 28.04.2019 was
'Het ambacht van de molenaar en de bakker, van de prehistorie tot nu'.
Hier vind je alle teksten:
de Prehistorie
de Oudheid
de Middeleeuwen
de Franse Revolutie
de Industriële Revolutie
de Moderne Tijd

Deze teksten vormden de basis van een tentoonstelling op zondag 28 april 2019, Vlaamse Molendag en Erfgoeddag.